artikel> Onderlinge verschillen bemoeilijken universiteitsbreed beleid

Onderwijstaken assistenten en doctorandi nog vaak onduidelijk

Het nieuwe onderwijsplan wil assistenten en doctorandi meer betrekken bij het beleid. Vooral op vlak van erkenning en de verhouding tussen onderzoek en lesopdrachten is er nog werk aan de winkel.

Gepubliceerd

Hoewel de kerntaak van doctoraatsstudenten onderzoek is, zouden ze te vaak aanzien worden als 'goedkope onderwijsassistenten', blijkt uit een beleidsbevraging bij assistenten en doctorandi in de Groep Humane Wetenschappen. 'Een disproportioneel aandeel operationele en aan onderwijs gerelateerde taken bemoeilijkt het succesvol uitoefenen van een evenwichtig traject. Hierdoor kan het doctoraat ongeplande vertraging oplopen en kan er demotivatie optreden bij de betrokken doctorandi', klinkt het.

Doctorandi mogen volgens hun statuut minstens 50% van hun tijd aan onderzoek besteden, maar in de praktijk lukt dat vaak niet. Door een gebrek aan onderwijsondersteunende profielen (onderwijs- en praktijkassistenten) zouden heel wat doctoraatsstudenten bijna fulltime in de weer zijn met onderwijstaken. 'Dat bemoeilijkt doctorandi ook om hun academisch cv uit te breiden, wat verdere academische carrièrekansen kan fnuiken.' Eenzelfde problematiek brengt volgens de bevraging in sommige onderzoekseenheden ook de kwalitatieve begeleiding van bachelor- en masterproeven in het gedrang.

‘De evaluatie gaat naar de prof die het vak geeft, terwijl die in de praktijk ook de praktijkassistent betreft. Dan moet je rekenen op individuele goodwill'

Isolde Buysse, ABAP-vertegenwoordiger Groep Humane Wetenschappen

Bij de Groep Wetenschap en Technologie verloopt het wat duidelijker. Doctoraatsstudenten moeten jaarlijks aangeven hoeveel tijd ze spendeerden aan onderwijstaken. '20% van de tijd mag besteed worden aan activiteiten buiten onderzoek. Dat komt neer op vier uur per week in contacturen en vier uur aan voorbereidend werk', zegt Elke Debroye, ABAP-vertegenwoordiger voor de Groep Wetenschap en Technologie.

Attestering

Assistenten of doctorandi krijgen geen apart attest voor lesopdrachten. Vooral voor praktijkassistenten is zoiets interessant om te kunnen voorleggen aan een toekomstige werkgever. Ook feedback vormt nog een struikelblok. Aan de faculteit Sociale Wetenschappen wordt het begeleidend personeel, dat een aanzienlijk deel van de onderwijstaken voor een bepaald vak voor haar rekening neemt, sinds kort opgenomen in de ECTS-fiche. Aan andere faculteiten blijft het nog vaak bij de eindverantwoordelijke docent. 'Dat maakt het onduidelijk voor studenten en er ontbreekt erkenning voor het werk van personeel dat practica draagt en begeleiding voorziet', stelt Isolde Buysse, ABAP-vertegenwoordiger voor de Groep Humane Wetenschappen.

Docentenevaluaties zijn enkel gericht op het personeel uit het ECTS-fiche. 'De evaluatie gaat naar de prof die het vak geeft, terwijl die in de praktijk ook de praktijkassistent betreft. Dan moet je rekenen op individuele goodwill.' Evaluaties van praktijkassistenten zijn ook geregeld verweven met die van de prof in hetzelfde document. 'Het is dan niet altijd duidelijk wat precies op wie van toepassing is. Een prof is dan ook niet snel geneigd dat bestand te delen, zo’n evaluatie is vertrouwelijk.'

‘Praktijkassistenten zijn ook zeker nog prominent aanwezig en zullen niet snel weggedacht kunnen worden'

Elke Debroye, ABAP-vertegenwoordiger Groep Wetenschap en Technologie

In de andere twee Groepen kwam de thematiek voorlopig nog niet echt ter sprake. 'Een apart bewijsje of attest voor lesopdrachten is er vaak niet, maar die worden wel mee opgenomen in het doctoraatsproject', vertelt Debroye. 'Praktijkassistenten zijn ook zeker nog prominent aanwezig en zullen niet snel weggedacht kunnen worden, met de vele praktische sessies en labo’s die gecoördineerd moeten worden.'

Opleiding en uniforme begeleiding

Assistenten zouden ook vaak in het diepe worden gegooid. Naast attestering is er dan ook vooral vraag naar meer opleiding en uniformiteit in de begeleiding. Dat gebeurt nog vooral louter via online cursussen. Die worden ook voornamelijk ingericht door de Groep Wetenschap en Technologie en zouden dan ook sterker op die doelgroep gericht zijn.

‘We zoeken nu actief naar manieren om erkenning makkelijker weer te geven en zichtbaarder te maken'

Tine Baelmans, Vicerector Onderwijsbeleid

Vanuit Humane Wetenschappen weerklinkt vooral de vraag naar een meer evenwichtig en gediversifieerd takenpakket, geenszins een afschaffing of strikte scheiding van onderwijsgerelateerde taken. Onderwijsopdrachten zouden het voor doctorandi mogelijk maken op korte termijn al bepaalde doelstellingen te halen, tegenover het vaak langdurige, eentonige, maar ook eenzame werk aan hun doctoraat.

De interne verschillen binnen het veelzijdige Assisterend en Bijzonder Academisch Personeel (ABAP), maar ook de verschillen tussen de Groepen, maken het moeilijk om tot standpunten te komen die door het volledige ABAP gedragen worden. 'De omvang van onderwijsbelasting lijkt sterk gecorreleerd te zijn met de betrokken onderzoekseenheid, en zelfs nog meer met de individuele promotor van de doctorandus/-a', klinkt het in de bevraging.

Vicerector Onderwijsbeleid Tine Baelmans begrijpt de vraag om meer erkenning. 'Deze is zelfs noodzakelijk, om gedoctoreerden goed voor te bereiden op alle facetten van de academische opdracht hier en in het buitenland. We zoeken nu actief naar manieren om erkenning makkelijker weer te geven en zichtbaarder te maken. De vraag is hoe we dat moeten doen, ook rekening houdend met de verschillen tussen de Groepen. Op dit ogenblik komt er te veel administratie aan te pas om die zaken zonder meer in te voeren.'

Powered by Labrador CMS