recensie> Een visueel verrukkelijke, anticlimactische ruimtetrip

Recensie: Ad Astra

In Ad Astra, het sci-fi-debuut van James Gray, hijst Brad Pitt zich in zijn astronautenpak en doorkruist hij de kosmos om in het reine te komen met zichzelf en zijn verleden.

Gepubliceerd

Ad Astra speelt nog minstens tot 15 oktober in Cinema ZED. Meer informatie en specifieke programmering vind je op hun site

2019 is een boerenjaar voor Brad Pitt. Nadat hij een glansprestatie neerzette aan de zijde van Leonardo Di Caprio in Tarantino’s Once upon a time in … Hollywood, is er voor Pitt een hoofdrol weggelegd in Ad Astra, de eerste science fiction-film van regisseur James Gray. Voor Pitt en Gray is het de eerste samenwerking nadat een eerdere collaboratie in The Lost City of Z (2016) op de klippen liep wegens agendaproblemen.

In Ad Astra (Latijn voor 'naar de sterren') vertolkt Pitt de rol van Roy McBride, een in zichzelf gekeerde loner die het net als vaderlief Cliff (Tommy Lee Jones) geschopt heeft tot astronaut in loondienst van ruimtevaartorganisatie SPACECOM. Dertig jaar geleden vertrok Cliff McBride onder de vlag van het 'Lima-project' naar Neptunus, op zoek naar buitenaards leven. Een reis waarvan hij nooit zou terugkeren. Ondertussen dreigt een meteorologische storing de Aarde en al wat haar bevolkt uit te roeien. 'The Surge' is afkomstig van - u raadt het nooit - Neptunus. Aan Roy om het euvel de kop in te drukken.

Somber mensbeeld

Sinds Kubrick zijn baanbrekende ruimte-odyssee de wereld instuurde en daarmee de lat voor ruimtefilms lichtjaren hoog legde, is het voor collega-regisseurs altijd een uitdaging geweest om een minstens even verbluffende trip-voorbij-de-atmosfeer op beeld vast te leggen. James Gray waagt zich met Ad Astra - zijn eerste spacemovie in 25 jaar filmmaken - aan een sprong in het diepe, maar doet dat zonder zijn stijl te verloochenen. Gray laat het ruimtereis-proces en de technologische plichtpleging ietwat links liggen en legt het accent op inter- en intrapersoonlijke thema's, zoals de band tussen vader en zoon, menselijke overlevingsdrang, schuld en angst.


Ad Astra stevent recht op doel af: een confrontatie tussen Roy McBride, de erflast van zijn vader en zijn verleden. Onderweg schetst Gray een toekomstbeeld waarin de balans doorslaat naar weinig hoopgevend. Naburige planeten en sterren zijn verworden tot toeristische trekpleisters - 'Is this your first trip to the moon?' - of strijdfronten voor rebellen die het op inheemse grondstoffen gemunt hebben. Niet technologie of AI (cf. Hal 9000), maar de mens zelf schijnt zijn voornaamste vijand te zijn. Gray slaat de natte droom van Elon Musk aan diggelen.

Koele Pitt in een zinderend decor

Te midden van Grays desolate universum loodst Brad Pitt ons doorheen zijn ruimtelijke omzwerving aan de hand van innerlijke monologen en verplichte psychologische check-ups. Het contrast met de Pitt uit pakweg True Romance of recenter Once upon a time in … Hollywood is groot. Geen nonchalante, argeloze je-m’en-foutist ditmaal, maar een ijskoude, berekende najager: 'I will remain calm. I will remain focused.' Hoewel hij vaak het meest tot zijn recht komt in die eerste rol, blinkt Pitt uit als astronaut op het autistische spectrum.

Ad Astra zet anderhalf uur en 7.800 miljard kilometer lang immer geradeaus koers naar de finale. Het is bij vlagen op het puntje van de stoel zitten met een hartslag drievoudig aan die van Roy McBride. Shots van het met rood stof bezaaide Marslandschap of die van een destructieve race tussen moonbuggies zijn werkelijk verrukkelijk. Maar in het laatste halfuur stelt Gray teleur. Vreemde plotwendingen en een clichématig slot laten ons allesbehalve murw achter, waar Interstellar bijvoorbeeld wél in slaagde.

Het sci-fi-debuut van James Gray deed wat het beloofde - een mash-up zijn van Apocalypse Now en 2001 - en smaakt naar meer. De geslaagde casting van Brad Pitt doet diens ster aan het Hollywood-firmament nog wat feller schijnen. Rekening houdend met het 'bescheiden' budget van 80 miljoen dollar is Ad Astra bovendien een visuele (half)parel. Alleen is het jammer dat de climax op een sisser uitdraait. Een sisser die, gelukkig maar, Liv Tyler heet. Er rest ons nog hoop.


Powered by Labrador CMS