Stad en universiteit benadrukken belang van onderlinge samenwerking
Discussie in het luchtledige
Op 20 november organiseerde VTK een debat rond de huisvestingsproblematiek. Na de petitie-actie van Sociale Raad (Sora), nu twee weken geleden, beloofde het een pittige discussie tussen stad, universiteit en studenten te worden. De Leuvense burgemeester Louis Tobback praatte de zachte tegenstand echter onder tafel.

Vorige maand nog beweerde de Huisvestingsdienst van de K.U.Leuven dat er dit jaar eigenlijk geen kotenprobleem is. Sora steigerde en kondigde meteen verdere acties aan. Zowel van de stad als van de universiteit eiste Sora onmiddellijke maatregelen. Een debat tussen de drie partijen was dus wel op zijn plaats.
Burgervader
De studenten werden vertegenwoordigd door Francis Michels (VVS) en Kristof D'Exelle (Sora). De K.U.Leuven stuurde dan weer Gilbert Verbinnen van het Algemeen beheer naar het debat. De 'grote kanonnen' kwamen echter van de stad Leuven, die verdedigd werd door Jaak Brepoels, de schepen van Huisvesting, en ons aller burgervader, Louis Tobback.
Verbinnen beet de spits af met een korte schets van de huidige toestand. Het overschot van 300 studentenkamers is ondertussen al herleid tot 150, maar dat wil niet zeggen dat er geen schaarste meer is. Er zijn nog steeds te weinig kamers vrij om van een stabiele markt te kunnen spreken. Als oorzaken haalde Verbinnen onder andere de groeiende populariteit van de K.U.Leuven aan. Gelukkig maar dat de unief in de volgende drie jaar zo'n 700 kamers gaat bijbouwen.
Ook de politiek van de stad Leuven kwam ter discussie. Brepoels gaf toe dat de druk op de kotenmarkt gestegen was. Hij wees er wel op dat er geen noemenswaardige invloed van het kamerdecreet geweest is. Bij de invoering van dat decreet, een vijftal jaren geleden, was er immers nog geen sprake van een tekort. Het decreet genoot vroeger dan ook veel meer bijval, terwijl het nu door zowat iedereen bekritiseerd wordt.
Daarnaast moet een stad natuurlijk ook nog een stad blijven, dus ook met ruimte voor jonge gezinnen, náást de studenten. Een punt waarover iedereen het al snel eens was.
Tobback ging op hetzelfde elan verder en benadrukte dat je helemaal niet kan weten hoeveel kamers er precies vrij zijn. Hij noemde dit debat dan ook een "discussie in het luchtledige". De stad noch de Huisvestingsdienst beschikt immers over afdoende cijfers. Het is pas sinds dit jaar dat de stad medewerking krijgt van de K.U.Leuven in de opzet van een kotenbank. Die kotenbank zou dan ook tegen het einde van dit jaar klaar moeten zijn.
Verbinnen kon die nieuwe, nauwe samenwerking alleen maar beamen. Ter illustratie van de goede verstandhouding werd een oud OCMW-gebouw genoemd, dat de stad aan de K.U.Leuven wil verkopen en waar de universiteit tegen 2005 al 200 kamers kan neerpoten.
Marge
D'Exelle herhaalde het Sora-standpunt en hekelde het gebrekkige huisvestingsbeleid van de stad en de K.U.Leuven. Hij wees erop dat 150 kamers geen veilige marge is en wil dat drie percent van alle koten leeg blijft. Tobback pareerde deze aanval gevat met de vraag waar je die "idioten" gaat vinden die 900 kamers op overschot willen houden.
De Leuvens burgemeester stelde verder vast dat de studenten helemaal niet meer ijveren voor een sociale studentenhuisvesting, terwijl dat vroeger toch een hoofdbekommernis was. Dat de studentenbeweging tegenwoordig ook al door het algemeen eigenaarsyndicaat geruggensteund wordt, is volgens hem een veeg teken aan de wand. Tobback begreep wel dat de stad en de universiteit bekritiseerd worden, maar riep tegelijkertijd op om het daar niet bij te laten, om "u tenminste op een verstandige manier te verdedigen". Iedereen zweeg veelzeggend.
De kritische noot in het debat moest dan maar vanuit het -- amper aanwezige -- publiek weerklinken. Daar werd de vraag geopperd of de kotenbank niet het middel bij uitstek was om eigenaars op te sporen die geen kotbelasting betalen. Tobback lachte de beschuldiging weg. Er zijn immers belangrijkere zaken, zoals de brandveiligheid, conformiteitattesten en dergelijke meer, die het beleid werkelijk bepalen. De stad kan die gegevens trouwens ook zonder de universiteit verzamelen, zij het dan door "de flikken overal binnen te sturen".
Verstomd
De vraag is natuurlijk nog steeds hoe je de stijgende huurprijzen van de laatste jaren weer een beetje onder controle krijgt. Brepoels geloofde niet dat een groter aantal kamers automatisch met zich meebrengt dat de huurprijzen zakken. Dat is een redenering, "deze universiteit onwaardig". Ook richthuurprijzen vormen geen oplossing. Dat zijn slechts indicatieve prijzen en zeker geen wettelijke voorschriften. Als je meer dan die richtprijs wil vragen, doe je dat gewoon en je moet wel helemaal gek zijn om ook nog eens onder die prijs te gaan. De schaarste zou alleen maar blijven. Waar hij geen graten in zag, is een premiereglement om kleine eigenaars aan te moedigen verbeteringen aan hun huis aan te brengen. Een ander voorstel was contracten op een langere termijn, vier of vijf jaar, af te sluiten. Hij was er zich wel van bewust dat deze voorstellen de markt niet zouden kenteren.
Aan het einde van de 'discussie' was duidelijk geworden dat de studentenvertegenwoordigers niet opgewassen waren tegen het verbale geweld van Tobback. Ze bleven tijdens het hele debat dan ook nagenoeg verstomd. De K.U.Leuven van haar kant herhaalde de belofte om de volgende jaren duizend kamers bij te bouwen. En wat de stad betreft: zolang er geen cijfers zijn, is er geen probleem zeker?
www.vtk.be