opinie> Masterclass: het cursiefje

Over schaken en vrijheid

Het cursiefje van Abel Romkes: over waarom mensen zich aan het schaakspel blijven wagen.

Gepubliceerd

In het laatste nummer van deze Veto gooit de opinieredactie het over een andere boeg. We buigen ons over een genre dat maar half aan het opiniekatern behoort, maar tegelijk een van haar grootste verwezenlijkingen is: het cursiefje. Het wat? Het cursiefje, enkele decennia wijdverspreid in allerlei media, is vandaag helaas naar de achtergrond verdwenen. Eerst gaan we in op wat genre juist is, wat een goed cursiefje maakt, en waarom het dringend tijd is om het genre waar wij verliefd op zijn nieuw leven in te blazen. Daarna gaan we zelf de uitdaging aan.

Het schaakspel komt uit het oosten en is ongeveer vijftien eeuwen oud. Twee spelers hebben de beschikking over precies evenveel stukken die samen twee legertjes vormen, en het is de bedoeling de ander te slim af te zijn door jouw manschappen op het juiste moment de juiste dingen te laten doen. Net als in een werkelijke oorlog is dat nog niet zo gemakkelijk. De twee legers, ooit zo trots en ordelijk tegenover elkaar opgesteld, verliezen bij de eerste schermutselingen al snel alle gevoel voor harmonie. Het slagveld wordt onoverzichtelijk, de mogelijkheden lijken oneindig, en altijd is daar weer die tegenstander die je met onverwachte en onaangename ideeën naar de keel grijpt.

Wie voor het eerst een schaakclub bezoekt, vraagt zich wellicht af of het spel eigenlijk wel leuk is. De gezichtsuitdrukkingen zijn fataal en gekweld, de stilte wordt enkel doorbroken door het gesteun van volwassen mannen of het voorzichtige snikken van een kind dat heeft moeten leren wat verliezen betekent. Diep in zijn hart beseft de schaker dat het spel te moeilijk voor hem is, en dat hij zijn noodlot over zich heeft afgeroepen door zich in te laten met zaken die hem ver te boven gaan. Hoe hij zijn voorhoofd ook rimpelt, de diepere wetten van dit universum blijven voor hem verborgen. Zijn piekerende blik over de vierenzestig velden heeft iets weg van het staren naar een sterrenhemel die zowel betoverend als verbijsterend is.

Waarom doet de schaker het zichzelf aan? Waarom als een kind met houten poppetjes spelen als dat voor een groot stuk zelfkwelling is? Het antwoord op die vraag is het punt waar de schoonheid en de verschrikking van het schaakspel samenvallen: de oneindigheid aan mogelijkheden en de creatieve vrijheid die dat oplevert. In iedere stelling kan een speler tientallen verschillende zetten doen, waarop de tegenstander ook weer op vele manieren kan reageren. De schaker is een kunstenaar, of probeert dat althans te zijn, door in het geluidloze gesprek dat hij met zijn tegenstander voert die antwoorden te vinden die hem het meest treffend en geestrijk lijken.

Vrijheid betekent niet dat je om het even wat kunt doen, maar juist dat je uit alle mogelijkheden die ene weet te vinden die het beste aan het temperament en de eisen van de stelling beantwoordt. Schaken is zwoegen en ploeteren, het botsen op de al te nauwe grenzen van je eigen geest, verslaafd aan een goddelijke vrijheid die ons alles belooft, maar waartegenover wij op al te menselijke wijze tekortschieten.

Abel Romkes is student wijsbegeerte en gepassioneerd amateurschaker

Powered by Labrador CMS