analyse> Steeds minder beursstudenten kiezen voor een academische bacheloropleiding

Beursstudenten trekken weg uit Vlaamse universiteiten

Beursstudenten kiezen steeds meer voor hogescholen en minder voor universiteiten, zo blijkt uit cijfers van de Vlaamse overheid. Het aantal beursstudenten in het hoger onderwijs neemt echter toe.

Gepubliceerd

Hoewel hogere studies in Vlaanderen globaal genomen goedkoop zijn, blijkt inkomen daarmee nog steeds een belangrijke determinant in onderwijskeuze. Het aandeel beursstudenten was op universiteiten (rond de 19%) sowieso al lager dan op de hogescholen (rond de 26%), maar dat verschil neemt enkel toe. Vlaamse universiteiten verloren op vijf jaar tijd 9,13% van haar beursstudenten, en die studenten lijken massaal de beweging te maken naar de hogescholen waar dat aantal met 10,91% toenam. De cijfers vertrekken vanuit uitgereikte diploma’s, voor de evoluties van de komende drie jaar is het daarom nog koffiedik kijken.

De daling lijkt een valse noot in het rapport van ontslagnemend Onderwijsminister Hilde Crevits, die net van democratisering een speerpunt maakte in haar beleid rond het hoger onderwijs. ‘Een recordaantal jongeren studeert verder in Vlaanderen, dat is op zich een goede zaak’, reageert Crevits. ‘Maar het is ook belangrijk dat wie met een studie start goede slaagkansen heeft. Daarom werd er de voorbije jaren hard ingezet om jongeren meer bewust een studiekeuze te laten maken.’ Een stevigere focus op oriëntering zou daarbij indirect minder beursstudenten naar de universiteiten leiden.

Doorstroom

Want wie een gerichtere studiekeuze maakt wordt zich ook beter bewuster van de financiële consequenties. De Vlor, de strategische adviesraad voor onderwijs bij de Vlaamse overheid, pleit daarom al jaren voor een soepelere in-, uit-, en doorstroom voor kansengroepen in het hoger onderwijs: ‘Je kunt inderdaad veronderstellen dat professionele bachelors kortere trajecten zijn waardoor beursstudenten sneller kunnen instromen op de arbeidsmarkt. De investering in hoger onderwijs wordt dan minder groot’, meent Ann Daenens van de Vlor.

‘Maar in onze adviezen over studiekeuze pleiten we er ook voor dat studenten keuzes maken op basis van hun talent en niet op basis van hun sociaal economische achtergrond’, vervolledigt Daenens. Inspaningen om potentiële studenten uit kansengroepen te overtuigen hoger onderwijs aan te vatten moeten daarom niet worden verminderd, maar gekoppeld worden aan een beleid dat studierendement en betaalbaarheid voorop stelt.

Niet te koop

Al is niet iedereen overtuigd door zulke geëconomiseerde visie. ‘Een diploma koop je immers niet’, weet Bert Smits, sociaal pedagoog en mede-oprichter van onderwijsplatform Schoolmakers. ‘We weten dat sociaaleconomische positie van iemand een voorspeller is voor zijn schoolsucces, maar dat zegt niets over intelligentie; eerder het falen van ons systeem.’ Het voorgaande effect is bovendien hoger naarmate het onderwijsniveau toeneemt, waardoor de democratisering van de universiteit logischerwijs wat trager op gang treedt dan bij de hogeschool. ‘Dat zijn namelijk vaak jongeren die al vroeg worden gedevieerd in bijvoorbeeld het BSO of TSO, in opleidingen die verhoudingsgewijs makkelijker aansluiting vindt bij de hogeschool dan de universiteit.’, concludeert Smits.

Volgens Smits spelen er daarom ook andere factoren: ‘We weten bijvoorbeeld dat oriëntering ook zo werkt dat mensen wiens ouders universitair zijn opgeleid ook een hogere kans hebben te kiezen voor een universiteit, ook omdat die ouders het evidenter vinden hun kinderen daarin aan te sporen. Ik ben in die zin ook wat weigerachtig naar die uitleg om jongeren, die eigenlijk slim genoeg zijn voor een universitaire opleiding, toch maar te adviseren om aan de hogeschool te beginnen.’

Powered by Labrador CMS