artikel> Eindrapport leidt tot kloof tussen believers en sceptici

Herindeling academiejaar (g)een uitgemaakte zaak

De herindeling van het academiejaar wordt hét dossier dat het beleid van nieuwe rector Luc Sels zal tekenen. Maar de discussie is nog niet gevoerd. Of wel?

Gepubliceerd

Lees het editoriaal van de Veto-redactie over de herindeling hier.

De zes werven

  1. Late activering van studenten aanpakken
  2. Het leerproces van studenten van meet af aan op het juiste spoor zetten en ondersteunen
  3. Grotere focus op de eerste examenkans en een evaluatie van het herkansingsbeleid
  4. Een rationalisering van het aantal opleidingsonderdelen en een reductie van het aantal examenmomenten
  5. Vervroegen van de ISP-indiendatum
  6. Beleids- en onderwijsvrije periode

Bij de opening van het academiejaar deed Sels in een interview met de Standaard heel concrete plannen uit de doeken over het dossier. De universitaire geledingen vielen uit de lucht: decaan noch prof noch student was op de hoogte van de verklaringen die besproken waren op een intern beleidsconclaaf van de rector met zijn vicerectoren.

De abrupte communicatie zou zijn ingegeven door de plannen van UGent om ook een herindeling (snel) door te voeren. Maar daar waar de discussie bij de Oost-Vlaamse universiteit eerder organisatorisch van aard is, wordt ze aan de KU Leuven omschreven als een pedagogisch project.

'Het Gemeenschappelijk Bureau fixeert zich daarmee niet op een bepaald systeem van herindeling'

Tine Baelmans, vicerector Onderwijsbeleid

Stand van zaken in de discussie is dat het Gemeenschappelijk Bureau (GeBu, de facto het hoogste beslissingsorgaan, waar onder andere de rector, de vicerectoren en de algemeen beheerder in zetelen, red.) ingestemd heeft met het eindrapport van de werkgroep die al twee jaar de herindeling van het academiejaar voor haar rekening nam.

‘De activiteiten van de werkgroep worden nu afgesloten’, zegt Tine Baelmans, vicerector Onderwijsbeleid. ‘Het GeBu kon zich vinden in de contouren, de grote lijnen, die daarin zijn uiteengezet. Dat zijn dus een aantal principes en indicaties van hoe de herindeling er zou kunnen uitzien.’ Concreet stelt de werkgroep zes werven voor, die de kern van de verdere discussie zullen vormen. ‘Maar het GeBu fixeert zich daarmee niet op een bepaald systeem van herindeling.’

Daadkracht

Aan de universiteit heerst nochtans de sfeer dat de beslissing al genomen is. De verklaringen aan de pers worden door de meeste decanen niet in dank afgenomen. ‘Hij is te snel willen gaan’, klinkt het. ‘Hij heeft willen bewijzen daadkracht te hebben.’ Die onhandige communicatie drukt nu duidelijk op het verdere verloop van de discussie en besluitvorming.

Al krijgt de rector van de meeste decanen nog het voordeel van de twijfel: ze hopen dat ‘de boodschap is overgekomen’. Met andere woorden: Sels kan zich best aan zijn belofte van transparantie en respect voor de opgelegde besluitvormingsprocedures houden. Als de rector de discussie niet in handen laat van de Academische Raad (AR, de iure het hoogste beslissingsorgaan, waar de decanen een belangrijke geleding uitmaken, red.), stevent hij uiteindelijk af op een njet.

Er zijn zelfs heel wat believers van een herindeling, maar evengoed wordt er steevast verwezen naar ‘de sceptici'

Onder de faculteitshoofden lijken de meesten open te staan voor discussie. Er zijn zelfs heel wat believers van een herindeling, maar steevast wordt er door hen verwezen naar ‘de sceptici’. Wel is er bij iedereen nog veel onduidelijkheid over wat nu precies op tafel ligt. De een ziet een herindeling als een organisatorisch project dat als zodanig moet worden behandeld, de ander beschouwt vooral de onderwijskundige vernieuwing prioritair - waar een herindeling al dan niet een onderdeel van kan zijn. Van passieve hoorcolleges die studenten tot in augustus met rust laten tot een intensief begeleid parcours.

Dit leidt ook tot de vraag waar de discussie prioritair gevoerd moet worden: de Academische Raad, of de Onderwijsraad (die de eerste adviseert inzake onderwijsmaterie)? ‘Hoe we dit hiërarchisch aanpakken, wordt nu verder bekeken’, zegt Baelmans.

Eindrapport

Een andere bekommernis is welke waarde nu precies aan het rapport van de werkgroep gehecht moet worden. De werkgroep werd initieel opgestart op vraag van de vorige rectorsploeg onder leiding van Torfs. Het was bedoeld als denkoefening om na te gaan welke scenario’s mogelijk waren omtrent een herindeling. Torfs zou eerder conservatief naar het dossier gekeken hebben, daar waar Sels’ ploeg duidelijk progressief met de materie omgaat en van de herindeling werk wil maken.

Het rapport krijgt daarmee een heel andere connotatie. Dat leidt tot kritiek, ook onder leden van de werkgroep zelf die wijzen op de onduidelijkheid van hun taak. ‘Het is nooit echt duidelijk geweest of ik daar nu zat als vertegenwoordiger, of omwille van mijn expertise’, vertelt een lid. ‘Dat terwijl het rapport nu wordt voorgesteld als een mening gedragen door de gehele werkgroep.’ Andreas De Block, voorzitter van de werkgroep en spilfiguur in de hele discussie, wordt gezien als een fervent voorstander van de herindeling, terwijl dat niet per se geldt voor de rest van de werkgroep. Dit creëert de indruk dat het rapport een argument pro-hervorming is, eerder dan de analyse van de mogelijkheden dat het eigenlijk is (of hoort te zijn).

De repercussie voor studenten met diversiteitskenmerken, leidde tot discussie in de Diversiteitsraad van vorige week

De Block reageert dat de werkgroep er juist kwam omdat vorige pogingen rond een herindeling waren gestrand na de onmogelijkheid om een universiteitsbrede consensus te vinden over concrete scenario’s. ‘Met deze werkgroep zijn we dus begonnen door focusgesprekken met de verschillende geledingen, toegespitst op de grotere criteria die men relevant acht voor een academische kalender.'

Kritiek

Zelfs sceptici van het dossier bestempelen het rapport als genuanceerd. Ook bedenkingen over haalbaarheid en wenselijkheid van bepaalde modellen zijn verwerkt in het eindrapport. Wat op meer kritiek kan rekenen, is het feit dat vaak te snel conclusies worden getrokken. Het rapport werkt immers met een puntensysteem en hoe goed de verschillende scenario’s scoren op pakweg ‘gelijkmatige verdeling van de studielast’ of ‘de mogelijkheid van een variatie aan werkvormen’.

‘Maar nu worden bepaalde scenario’s soms arbitrair gekoppeld aan bepaalde positieve quoteringen’, klinkt het bij een decaan. Een voorbeeld is dat een korte blok in de berekeningen automatisch hoger scoort op activering van studenten. Dat zou gebaseerd zijn op de hoop dat studenten door de tijdsdruk meer doorheen het jaar zullen studeren en sneller en meer betrokken zullen zijn in hun studie. Een onterechte redenering, menen sommigen. Ook andere elementen van het rapport stuiten bij de decanen op kritiek.

Het vaakst voorkomende punt is het model waarin studenten geen echte tweede zit meer krijgen omdat die quasi meteen de huidige juni-examens opvolgen (en - opmerkelijk - niet die van het eerste semester). Voor generatiestudenten met diversiteitskenmerken, waarbij het eerste jaar een acclimatisatiejaar is die vaak gepaard gaat met redelijk wat herexamens, is een dergelijk systeem problematisch. Dit leidde reeds tot discussie in de Diversiteitsraad van vorige week.

'Het vorige Stura-bestuur leek hier wél voor te vinden'

Andreas De Block, voorzitter Werkgroep Herindeling Academiejaar

Studentenstem

Ook laat de grote druk op studenten doorheen het jaar weinig ruimte voor extracurriculair engagement. Studentenraad KU Leuven (Stura) schreef na een Algemene Vergadering (AV) - die overigens vrij defaitistisch van toon was over hoeveel nu vast staat in het plan - een nota waarin ze onder andere deze zorg uit. Doordat haar eigen organisatie geïmplodeerd is, kan ze momenteel echter weinig drukken op het beleid. Decanen gebruiken dit argument dan ook om de discussie binnen de verschillende faculteiten (waar studenten wel nog vertegenwoordigd zijn) voor te laten gaan op centraal overleg.

De Block wuift de Stura-nota weg met de ergernis dat deze niet consequent is met afgelopen jaren. ‘Het vorige Stura-bestuur leek hier wél voor te vinden. Het lijkt me dat de procedure gevolgd is en dat nu omwille van niet altijd even goed geïnformeerd ongenoegen over de resultaten van de werkgroep, het hele standpunt wordt omvergegooid.’

Nu komen er voor de specifieke aspecten van de - mogelijke - herindeling werkgroepen. Deze zullen voornamelijk op het niveau van de Onderwijsraad zijn, daar ze eerder het pedagogische project omvatten. Overkoepelend is er ook een stuurgroep, die de brug moet slaan met de meer organisatorische aspecten. De inhoudelijke discussie op de Academische Raad vat 19 december aan. Wordt vervolgd.

Powered by Labrador CMS