profiel> Wim Robberecht, een profiel

'Zoals we nu bezig zijn, valt het niet vol te houden'

Vanop de bovenste verdieping kijkt CEO Wim Robberecht uit over Leuven stad. Sinds oktober 2018 draagt hij als gedelegeerd bestuurder de hoogste verantwoordelijkheid voor de uitdagingen van het UZ.

Het Schaduwkabinet

In de vierdelige reeks 'Het Schaduwkabinet' spreken we telkens met een sleutelfiguur die permanent of voor lange tijd is aangesteld aan de KU Leuven. In die hoedanigheid drukken ze een grote stempel op de koers van de universiteit, elk vanuit een eigen invalshoek. Deze editie: Wim Robberecht, CEO van het Universitair Ziekenhuis Leuven.

Lees ook: 

Met een budget van een miljard euro beschikt hij over honderd miljoen euro meer middelen dan de KU Leuven en rector Luc Sels, die nochtans een veelvoud meer krantenkoppen scheert.

De tentakels van het hospitaal reiken tot ver buiten de betonnen muren van Gasthuisberg. Aangezien twee derde van de artsen die het UZ tewerkstelt tevens ZAP-lid zijn en dus deel van een departement van de KU Leuven, bepalen zij mee de werking van de universiteit. Hoewel hun onderzoeks- en onderwijsactiviteiten soms beperkt zijn, hebben ze wel een volwaardige stem in bijvoorbeeld de rectorverkiezingen. Omwille van hun grote aantal rijst zo de idee dat de faculteit Geneeskunde - en daarmee de artsen van het UZ - die belangrijke stemming reeds bepaalt.

Het ziekenhuis als janushoofd

Robberecht noemt de verhouding met de KU Leuven er een van gezonde interactie. Hij vat de situatie van het ziekenhuis samen als een janushoofd: het heeft een zelfstandige werking als ziekenhuis, maar valt wel onder het rechtsorgaan van de KU Leuven. ‘De Raad van Bestuur van de KU Leuven is het hoogste orgaan. Alles wat te maken heeft met het ziekenhuis delegeren zij aan een bestuurscomité.’

De aanwezigheid van de KU Leuven blijkt al uit de aanwezigheid in dat comité. Daarin zetelen onder andere de rector, de vicerector Biomedische Wetenschappen en de algemeen beheerder. De rector is daarbij niet zomaar een lid: ‘Als er bepaalde zaken met hem afgestemd moeten worden, wachten we dan niet tot het comité, maar nemen contact op.’ Voorzitter is Mark Waer, ere-rector en tevens lid van de raad van bestuur van de KU Leuven. Bovendien is twee derde van de artsen van het UZ ingezapt. ‘Op bestuurlijk niveau zijn wij helemaal met elkaar verstrengeld’. En samen besturen is samen kunnen spreken. Het concreet van persoon tot persoon overeenkomen is daarbij cruciaal: ‘De KU Leuven heeft bijna 10.000 mensen in dienst en een omzet van bij de 900 miljoen euro, het ziekenhuis heeft ongeveer evenveel werknemers en heeft een omzet van een miljard. Dat zijn grote entiteiten. De bestuursmensen moeten dan een heel goed team vormen.’

'We worden in een concurrentiemodel gedwongen met de andere ziekenhuizen. Dat is eigenlijk niet compatibel met onze universitaire functie'

Dat is gelukkig het geval, stelt Robberecht. De relaties met de universiteit lopen volgens hem op rolletjes. Zijn voormalige positie als vicerector Biomedische Wetenschappen van 2012 tot 2017 is daar een schot in de roos gebleken door de interne kennis van de faculteit: ‘Het is voor mij een uitstekende leerschool geweest.’ Het einde van die carrière verliep nochtans niet zonder slag of stoot. Tijdens de rectorverkiezingen van 2016 kwam Robberecht nog in de media door een mail te lekken van de equipe van Torfs. Een aantal proffen bevond zich tijdens de rectorverkiezing in het buitenland. ‘Kan je aan wie betrouwbaar is een volmacht laten vragen?’, klonk het. De mail belandde bij Sels, die prompt een klacht indiende bij de kiescommissie. Robberecht verklaarde later dat het per ongeluk is gebeurd.

Zorg van de toekomst

‘Zoals we nu bezig zijn, valt het niet vol te houden. Als je wil dat de volgende generatie ook een goede gezondheidszorg krijgt, dan zullen er dingen moeten veranderen.’ Terwijl het budget constant blijft, neemt de zorgvraag toe: ‘We geven nu 10,7 procent van ons bruto nationaal product uit aan gezondheidszorg. Daar gaat misschien een beetje bijkomen, maar het zal nooit naar de 17 procent gaan waarvan gezondheidseconomen voorspellen dat die nodig zal zijn om te beantwoorden aan de zorgvraag van morgen.’ Enerzijds heb je de vergrijzing, anderzijds wordt geneeskunde zelf duurder door nieuwe technologieën als protonbestraling, robotchirurgie, genetische manipulatie en diagnostische tests.

Dat betekent dat het systeem op een andere manier gefinancierd moet worden. ‘Eén zaak die je daarbij kunt doen is dat je niet per prestatie gefinancierd wordt maar voor een bepaalde opdracht.’ In het UZ is dat het geval: ‘Wij hebben een gesalarieerd systeem: de dokters krijgen een salaris zoals elke universitaire werknemer.’ Robberecht ziet daarin een enorm voordeel. ‘Dokters bij ons moeten niet met hun portemonnee bezig zijn. Ik vind dat een enorm belangrijk element in de gezondheidszorg van de toekomst.’

‘Het is niet omdat je een ingreep bij de foetus kunt doen, dat je die moet doen'

Door budgettaire omstandigheden is de ziekenhuissector volgens Robberecht noodgedwongen slachtoffer van de besparingen. Toch zetten de Belgische regeringen volgens hem stappen richting een meer duurzame gezondheidszorg, zoals netwerkvorming. ‘Laagvariabele zorg is een manier van bundled payment' (een model van zorgfinanciering waarbij niet naar individuele verrichtingen, maar de uitkomst van een zorgtraject wordt gekeken, red.). Maar conservatieve strekkingen houden wijzigingen tegen. Daarbij komt dat de aanpak vaak te lineair georiënteerd is. Voor heel de sector worden dezelfde beleidsafspraken gemaakt. ‘De regering heeft de neiging ons gelijk te stellen met grotere perifere ziekenhuizen, maar die zijn van een andere orde. Begrijp mij niet verkeerd – wat in die ziekenhuizen gebeurt is ook excellent – maar de opdracht die een universitair ziekenhuis heeft is anders en in de maatschappelijke context onmisbaar.’

In die lijn acht Robberecht het noodzakelijk dat de regering taken toewijst door te definiëren wat in een bepaald soort ziekenhuis zou moeten gebeuren. ‘Men moet zich realiseren dat voor de taak die een universitair ziekenhuis te vervullen heeft, daar op een andere manier financiering tegenover moet staan. Nu worden we in een concurrentiemodel gedwongen met de andere ziekenhuizen. Ik moet eerlijk toegeven dat dat voor een groot ziekenhuis zoals het UZ Leuven momenteel geen probleem is, maar eigenlijk is dat niet compatibel met de universitaire functie die wij hebben.’

Als Robberecht kijkt naar de komende verkiezingen, is het ook dat pad dat hem zorgen baart: ‘Ik denk dat het een heel gevaarlijk pad zou zijn moest men de rol van universitaire ziekenhuizen in het gezondheidszorglandschap betwijfelen. De lijst met risico’s die daaraan verbonden zouden zijn qua innovatie, verandering en vooruitgang van de gezondheidszorg zou erg groot zijn.’

UZ in de frontlinie

Wat de belangrijke richtingen zijn van onderzoek aan het UZ? Robberecht lacht: ‘Met enig chauvinisme: wilt ge de lange lijst of de korte?’ Oncologisch, neurowetenschappelijk, metabool-, het inflammatoire en cardiovasculair onderzoek. ‘En ik ben er ongetwijfeld vergeten.’

In de echte frontlijn ziet Robberecht het UZ op drie vlakken. Het protocentrum, het genomisch centrum en digitalisering. ‘Ik denk dat we in Europa aan de top staan van ziekenhuizen die data kunnen genereren om de beslissingen mee te nemen.’ In het ontslagbeleid bijvoorbeeld, de beslissing over wanneer iemand naar huis mag, zijn computers veel beter dan artsen of verpleegkundigen. ‘Een stagiair kent minder dan een beginnende arts. Een beginnende arts kent minder dan een ervaren arts. Maar als je daarbij de gegevens van tien- of zelfs honderdduizenden patiënten kunt bijbrengen, dan ben je pas een stap voorwaarts.’

Ethiek in het ziekenhuis

Dat betekent echter niet dat je in geneeskunde alles moet doen wat je kunt doen. ‘Het is niet omdat je een ingreep bij de foetus kunt doen, dat je die moet doen. Je moet je eerst en vooral afvragen, zal het dat kindje beter maken?’ In die zin sluit Robberecht zich aan bij het concept van waarden en waardecreatie van de universiteit: ‘Het is een ethische vraag; ben ik met het juiste bezig, is dat wat de patiënt van mij vraagt en verlangt? Je kunt dat christelijk of humanistisch noemen - ik weet niet of dat de juiste termen zijn - maar het gaat over een diep respect voor en eerlijkheid ten opzichte van de patiënt die met een zorgvraag komt.’

Want de echte kern van het ziekenhuis situeert Robberecht in de patiënt: ‘Zoals in veel ziekenhuizen willen we duidelijk maken dat de patiënt voor ons centraal staat. Wij willen daar een stap verder in gaan door die patiënten ook te betrekken bij ons zorgbeleid.’

‘Patiënten zijn voor ons niet enkel de mensen waar we voor zorgen. Het zijn geen lijdende voorwerpen met lange ij, maar ook leidend met korte ei, in die zin dat we ons beleid echt willen afstemmen op wat zij verwachten. Dat is een kentering met wat er vroeger in geneeskunde gebeurde.’

'Patiënten zijn geen lijdende voorwerpen met lange ij, maar ook leidend met korte ei, in die zin dat we ons beleid echt willen afstemmen op wat zij verwachten'

Zo is zorg, en niet winst, het einddoel van Robberechts bestuurlijke functie: ‘Dit is geen bedrijf, dit is een ziekenhuis.’ Het bedrijfseconomisch aspect is wel de voorwaarde om aan de roeping te kunnen voldoen: ‘Als er geen financiële middelen zijn om investeringen te doen in apparatuur en innovatie dan volbrengen wij onze functie niet meer. Maar een ziekenhuis heeft niet als doel winst te maken.’

De cultuur van patiëntgeoriënteerde waarden is een cultuur die heerst, maar die ook geschapen en in stand gehouden moet worden. ‘Je moet dat blijven ademen. Het UZ heeft dat. Ik werk hier nu 25 jaar en ik geloof dat alle mensen die hier werken - artsen, verpleegkundigen, therapeuten, technici - dat doel voor ogen hebben. Anders blijf je niet.’

Integriteit

Af en toe gebeuren toch zaken waar de ethiek ver te zoeken is. In 2015 werd kinderkankerspecialist Stefaan Van Gool ontslagen op basis van ethische en juridische problemen. Zonder bewijs dat ze zouden werken, prees Van Gool experimentele kankervaccins aan bij patiënten en knoeide daarnaast met verschillende studies. Op het moment van Van Gools ontslag was Robberecht nog vicerector Biomedische Wetenschappen. Maar hij is helder over de situatie: de regels waren er en zijn overtreden. ‘Wij hebben hier een hele organisatie die voortdurend checkt en contracten naleest. Als daar een kink in de kabel komt moet een ziekenhuis ingrijpen, hoe pijnlijk dat ook is voor alle betrokken partijen.’

Hoewel Van Gool werd ontslagen, werd er in alle talen gezwegen over de beslissing. Toen twee jaar later de zaak breed werd uitgesmeerd in de media deed dat toenmalig rector Rik Torfs besluiten om zijn veertienjarige columncarrière bij De Standaard op te geven. Vertrouwelijkheid en vergiffenis, preekte Torfs. Doofpot, verweten de media. Robberecht wil abstractie maken van het geval Van Gool, maar nuanceert: ‘Er is een heel groot verschil tussen iets in de doofpot stoppen en zoeken naar een oplossing die menselijk is. In de doofpot stoppen mag je nooit doen, iemand aan de schandpaal nagelen is van een andere orde.’

'De gevallen van fraude die ik ken, kan ik op één hand tellen'

Fraude beslaat volgens Robberecht een minieme fractie van het onderzoeksveld: ‘De gevallen die ik ken, kan ik op één hand tellen.’ De strikte regelgeving zou genoeg afschermen: ‘Als je onderzoek doet over een medicijn moet je verklaren dat je daar geen financiële voordelen bij hebt, en je familieleden ook niet. Dat is bij wet vastgelegd. In heel mijn carrière heb ik één geval geweten in de Verenigde Staten waarbij die regelgeving is overtreden.’ Aan de groep Biomedische Wetenschappen worden grijze zones volgens hem niet meer betreden dan elders, integendeel.

De berichtgeving in de media suggereert echter een ander beeld. Naast de zaak Van Gool situeren de meldingen van inbreuk op wetenschappelijke integriteit zich de laatste jaren overwegend bij biomedische wetenschappen: van gesjoemel met proefdieren aan de VUB tot twintig teruggetrokken publicaties aan de KU Leuven wegens frauduleuze Photoshopbeelden.

In die lijn kwam er kritiek op het grote aandeel contractonderzoek bij Biomedische Wetenschappen, waardoor markt en universiteit te verstrengeld zouden raken. Robberecht stemt niet in met de kritiek: ‘Ik denk niet dat het is doorgeslagen. Ik denk dat je dat altijd moet bewaken, maar dat dat vergeleken met x aantal jaren geleden helemaal niet is toegenomen. Integendeel, ik denk dat de middelen die het ziekenhuis ter beschikking stelt om investigator driven onderzoek te doen, met een factor zijn toegenomen.’ De opbrengsten van contractonderzoek aan de universiteit zijn intussen wel verdubbeld op tien jaar tijd.

Wim Robberecht is nog aangesteld tot 2023. Zijn speerpunten voor de tijd die hem rest? De organisatie van ziekenhuisnetwerken, de zorg voor zorgverleners, digitalisering, klantvriendelijkheid ten opzichte van de patiënt en de verdere uitbouw van het ziekenhuis als universitair ziekenhuis. De volgende afspraak klopt op de deur. Wij dalen weer af van de poppenspeler naar de operatiezalen waarin de poppen worden opgelapt. De toekomst van de zorg kan beginnen.

Powered by Labrador CMS