lezersbrief> Recht van antwoord

Reactie FWO op artikel: 'Zelfverrijking' en 'vriendjespolitiek': klachten over doctoraatsaanvragen FWO’

Als reactie op het artikel "'Zelfverrijking' en 'vriendjespolitiek': klachten over doctoraatsaanvragen FWO", volgt recht van antwoord van het FWO.

Gepubliceerd

Het FWO moedigt het zeker aan dat studenten zelf een studentenblad uitbrengen, hun journalistieke vaardigheden daarin oefenen en hun generatiegenoten informeren. Het zou echter wel goed zijn dat te doen volgens de regels van de kunst. Dit artikel is deels gebaseerd op de uitspraken van welgeteld drie afgewezen onderzoekers, waarvan twee anoniem getuigen en van wie één elf jaar geleden een aanvraag voor een aspirantenbeurs heeft ingediend. VETO heeft via de sociale media ook alleen aanvragers met negatieve ervaringen opgeroepen om naar voren te treden. Na de oproep op Twitter van 23 november aan jonge aspirant-onderzoekers en professoren om hun ervaringen met het FWO te delen, specificeerde de hoofdredacteur van Veto diezelfde dag, als antwoord op een vraag tot nadere toelichting van een andere Twitter-gebruiker, immers dat het vooral zou gaan over “de moeite die men ervaart bij de aanvraag van doctoraten bij het FWO”. Een behoorlijk vooringenomen uitgangspunt dus.

Geen van de opinies die hier worden geuit is behoorlijk gecontroleerd en ook de andere geciteerde data en cijfers blijken meestal niet te kloppen. Het FWO is evenmin gevraagd om te reageren en het is dan ook strijdig met de waarheid als gesteld wordt dat wij niet beschikbaar waren voor commentaar. Van de pogingen tot telefonisch contact die Veto ons signaleerde, vinden wij geen spoor en het zou hoe dan ook aangewezen geweest zijn zich met een vraag tot reactie te richten aan het hoofd van de organisatie of de communicatiedienst, die met hun coördinaten probleemloos op de website van het FWO kunnen worden gevonden.

Hieronder volgt een antwoord op specifieke beweringen onderdelen in het artikel, de lijst is lang.

Er wordt geschreven over een "beredeneerde gok: slechts 22,24% van de projecten wordt uiteindelijk goedgekeurd; de Europese standaard daarvoor is 30%".

De slaagkansen voor mandaten (aspiranten) bedroegen dit jaar 32% voor de aspiranten FO (Fundamenteel) en 34% voor de aspiranten SB (Strategisch basisonderzoek). De hier geciteerde cijfers verwijzen wellicht naar de onderzoeksprojecten, waar in 2019 de slaagkans 22,5% bedroeg en de slaagkans voor 2020 nog moet definitief bepaald worden aangezien de evaluatie op dit ogenblik nog loopt.

Het streefcijfer van 30% wordt inderdaad internationaal naar voren geschoven als een te bereiken doel, waarbij er nog steeds een voldoende strenge selectie geldt, maar onderzoekers tegelijkertijd niet ontmoedigd raken om in te dienen. Dit betekent echter niet dat dit cijfer Europees gehaald wordt. Binnen de EU-Kaderprogramma's wordt er vaak slechts 10% of minder slaagkans bereikt. Ook andere Europese councils zoals NWO (Nederland), kampen met vele lagere slaagcijfers. In dit perspectief is het groeitraject dat FWO het heeft ingezet met slaagcijfers boven de 20% Europees reeds een zeer sterke prestatie. Het blijvend inzetten op O&O maakt ook dat deze cijfers een stijgende trend vertonen. Voor de mandaten pre- en postdoc wordt dit streefcijfer gehaald, net dankzij de extra inspanningen die er de voorbije jaren hiervoor zijn geleverd door de Vlaamse regering.

Spreken van een 'beredeneerde gok' doet ook geen recht aan de doorgedreven evaluatie van de ingediende projectaanvragen door 2 panelleden, 2 externe experts, een rebuttal-fase met reactiemogelijkheid voor de aanvragers, een synthese van alle bevindingen door een derde panellid (rapporteur) en besprekingen door het integrale panel van 12 leden, van wie de meerderheid met niet-Vlaamse affiliatie.

Verder gaat het over het groot aantal kandidaten dat in verschillende stappen afvalt en de timing van dat proces. 'De expertenpanels oordelen ook over doctoraatsaanvragen. De deadline om zo'n onderzoeksvoorstel in te dienen ligt begin maart. De helft van de projecten valt af bij een eerste selectieronde in juni, de andere helft van de aspirant-onderzoekers wordt uitgenodigd voor een mondelinge verdediging in september. Daarna valt nog eens de helft af.

In 2019 konden 280 doctorandi in november uiteindelijk beginnen. Omgerekend een derde van de 931 ingediende doctoraatsprojecten. 651 aspirant-onderzoekers, vaak afstuderende werkzoekende studenten, bleven daardoor tot soms acht maanden in het ongewisse over een aanvraag die geweigerd zou worden.'

Deze voorstelling van zaken stoelt niet op correcte cijfers, wij geven de reële data hieronder.

Aspiranten

2019

· 931 ontvankelijke netto-aanvragen aspirant FO

· 279 beschikbare mandaten

· 30% slaagkans = ca. de vooropgestelde standaard van 1 op 3

· 496 kandidaten uitgenodigd voor interview = 53,3%

· Waarvan 279 gefinancierd: 56,3%

· 534 ontvankelijke netto-aanvragen aspirant SB

· 200 beschikbare mandaten

· 37,5% slaagkans = meer dan de vooropgestelde standaard van 1 op 3

· 355 kandidaten uitgenodigd voor interview = 66,5%

· Waarvan 200 gefinancierd: 56,3%

Na de preselectie in mei/juni werden resp. 435 en 177 kandidaten op de hoogte gesteld dat ze afgewezen zijn, zij bleven bijgevolg niet in het ongewisse. De andere kandidaten konden zich van dan af voorbereiden voor het interview in september/begin oktober.

2020

· 915 ontvankelijke aanvragen aspirant FO

· 293 beschikbare mandaten

· 32% slaagkans = ca. de vooropgestelde standaard van 1 op 3

· 525 kandidaten uitgenodigd voor interview = 57,4%

· Waarvan 293 gefinancierd: 55,8%

· 586 ontvankelijke aanvragen aspirant SB

· 200 beschikbare mandaten

· 34,1% slaagkans = meer dan de vooropgestelde standaard van 1 op 3

· 353 kandidaten uitgenodigd voor interview = 60,2%

· Waarvan 200 gefinancierd: 56,7%

Na de preselectie in juni werden resp. 390 en 233 kandidaten op de hoogte gesteld dat ze afgewezen zijn, zij bleven bijgevolg niet in het ongewisse. De andere kandidaten konden zich van dan af voorbereiden voor het interview in september/begin oktober.

Over het evaluatieproces gaat het nog verder : "'Het is zeer vervelend dat dat zo'n lang proces is', vertelt Thomas*, een aspirant-onderzoeker die bij de eerste selectie strandde. 'Je bent wel schoolverlater maar je kan een half jaar niets doen. Geen enkel bedrijf zal je ook aannemen als je in november misschien terug vertrekt.'"

"'Ik vind het schandalig dat dat interview gepland stond na de zomer. Vroeger kreeg je in juni een mail en wist je of je er bij was, nu duurt het van maart tot oktober.'"

De evaluatie van het FWO is doordacht en gedegen, beantwoordend aan de internationale normen die daarvoor gelden: voor een aspirantenaanvraag bestaat ze uit een preselectie op basis van drie reviews door panelleden uit een panel van 12 experts, van wie de meerderheid met niet-Vlaamse affiliatie. Na de preselectie in mei/juni worden de afgewezen kandidaten meteen op de hoogte gesteld, de anderen kunnen zich voorstellen en hun project verdedigen tijdens een interview in september/begin oktober. Dit biedt de kandidaat het voordeel een veel beter beeld van zijn/haar onderzoekscapaciteiten en -potentieel te tonen dan de evaluatie die voorheen louter op dossier plaatsvond. Het nadeel is wel een iets langere doorlooptermijn. De interviews plannen net voor de zomervakantie in de maand juni, valt samen met de examenperiode en werd door de verschillende onthaalinstellingen als suboptimaal beschouwd. De interviews organiseren in de zomer is echter niet haalbaar en wenselijk wegens de vakantieperiode voor zowel kandidaten als panelleden. Een vroegere indientermijn brengt de kerstvakantie de periode van partiële examens in het gedrang. Voor laatstejaars die reeds indienen is dan nog minder informatie beschikbaar. De kalender werd reeds vaak herbekeken, maar biedt altijd wel nadelen voor één of en meerdere van de betrokken partijen.

Hoewel het FWO veel tijd en energie steekt in de motivering van de beslissingen over de aanvragen, worden ook daar negatieve beweringen over gedaan die niet gecontroleerd zijn. “Anton stoort zich ook aan het gebrek aan motivering: 'Je krijgt een mail als je project positief of negatief geëvalueerd is, maar dat is zonder enige omkadering.' Ook Thomas kreeg uiteindelijk feedback: 'Twee A4'tjes vol onzinnige uitleg. Ik vroeg mij daarbij echt af of ze het voorstel wel hadden gelezen.'" "Die feedback is vaak haastwerk."

Graag geven we hierbij aan hoe het feedbackproces precies verloopt. Eén van de drie panelleden die de aanvraag grondig lezen en becommentariëren in een rapport voor het panel, maakt een syntheseverslag van de drie rapporten en aanvullende opmerkingen van het panel. Dat verslag wordt als feedback aangeboden aan elke kandidaat. De opmerkingen in dat rapport laten toe om de eigen aanvraag kritisch te herbekijken en ze eventueel in een verbeterde versie opnieuw in te dienen. Er wordt door de FWO-administratie en de panelleden zeer veel tijd geïnvesteerd om zo’n volledig mogelijke feedback aan te leveren, zo snel mogelijk na de genomen beslissing door de raad van bestuur van het FWO.

Even vrijblijvende uitspraken volgen over een zogenaamd gebrek aan transparantie bij het FWO. "Het gebrek aan transparantie in de beoordeling levert bij de aanvragers alleszins een sentiment op van onrechtvaardigheid: 'Het is vriendjespolitiek, of een loterij', reageert arabist Lies Verlinden. Thomas stoort er zich vooral aan dat persoonlijke criteria zwaarder doorwegen: 'Voor een doctoraatsbeurs staat 60% op je persoonlijk profiel en maar 40% op de inhoud van je voorstel. Als je een paar twaalven haalt ziet het er dus al slechter uit.'"

De kandidaat aspirant waarvan sprake diende haar aanvraag in 2009 in, elf jaar geleden en dus lang voor de hervormingen van de aanvraagprogramma's werden doorgevoerd. Zoals aangegeven wordt er gebruik gemaakt van een zeer gedegen evaluatieproces. De meerderheid van de panelleden heeft hierbij een niet-Vlaamse affiliatie, (co)promotoren van aanvragers mogen niet zetelen als panellid en er gelden strikte Conflict of interest-regels voor alle leden. Noties als 'vriendjespolitiek' of 'loterij' - die elkaar overigens uitsluiten: ofwel gaat het om doelgerichte bevoordeling, ofwel om blinde willekeur - zullen dan ook moeten worden aangetoond met harde feiten.

Een gebrek aan transparantie kan het FWO niet worden verweten:

- de hele evaluatieprocedure wordt uitvoerig toegelicht per aanvraagprogramma op de website;

- alle panels met hun scope en zetelende leden worden op de website gepubliceerd;

- uitgebreide feedback door een expert wordt bezorgd aan elke aanvrager;

- aanvragers met vragen en opmerkingen worden steeds te woord gestaan door de FWO-administratie;

- een klachten- en beroepsprocedure is in voege bij het FWO conform de Vlaamse regelgeving.

Wat de examenresultaten betreft, waarop hier allusie wordt gemaakt: de nieuwe aanvraagformulieren, scoreroosters en het interview zijn er net mede op gericht een breder beeld van de capaciteiten en het potentieel van een kandidaat te geven. Tijdens de procedure op dossier werd daar net te eenzijdig op gefocust.

"Critici stellen zich evenwel vragen bij de oprechtheid van die cijfers. Jan Tytgat, toxicoloog aan de KU Leuven, merkt een groeiende politieke druk voor het FWO om die grens van 30% te behalen: 'Wat heeft het FWO daarop gevonden? Dat je bij een aantal calls voortaan maar een beperkt aantal aanvragen kan indienen; met de bedoeling hun eigen slaagpercentages naar boven te krikken naar de buitenwereld en de politiek.'"

De beperking van het aantal lopende en aangevraagde projecten per (co)promotor bedraagt twee, met uitzonderingen voor (co)promotoren die geen budget aanvragen. Dit laatste werd precies ingevoerd om samenwerking maximaal aan te moedigen. Die samenwerking tussen teams en instellingen vormt een centraal aandachtspunt, samen met een haalbaar volume aan uit te voeren projecten en een redelijke verdeling van de slaagkansen tussen verschillende onderzoekers, met een zo groot mogelijke neutralisering van het Matheus-effect.

Dat de gestelde limieten beantwoorden aan een realistisch niveau van de aanvragen die onderzoekers jaarlijks kunnen en willen indienen, wordt bewezen door het feit dat het huidige aantal aanvragen van 1331 niet merkelijk verschilt van het gemiddelde volume van 1351 aanvragen in de periode 2014-18.

"Wie de bewuste slaagcijfers bij aspiranten erbij neemt, merkt inderdaad op dat de procentuele stijging in 2019 gekoppeld staat aan een forse daling in aanvragen. In totaal werden in 2019 1165 aspirantschappen aangevraagd terwijl er dat in 2018 nog 1740 waren. Het gevolg is dat de sterke procentuele stijging zich uiteindelijk maar reflecteert in 24 extra doctoraatsbeurzen."

De correcte data zijn:

· 2019: 1465 aanvragen aspirant (FO en SB) – totaal aantal toegekende beurzen: 479

· 2020: 1501 aanvragen (FO en SB) ) – totaal aantal toegekende beurzen: 493

· Het aantal toegekende beurzen voor aspirant FO en SB bedroeg 416, een verschil dus van resp. 63 en 77 en geen 24.

· De vergelijking met 2018, waarbij het mogelijk was om tegelijkertijd voor FO en SB in te dienen, kan dan ook niet gemaakt worden. In het cijfer van 1740 zitten namelijk een groot aantal dubbeltellingen.

Ook de onderstaande passage hoort niet thuis in deze context.

"Ook met slaagpercentages bij projectaanvragen wordt regelmatig gegoocheld. Vlaams minister van Wetenschap Hilde Crevits schreef zo in april nog 2,5 miljoen euro uit om COVID-onderzoek te ondersteunen. In de call van het FWO werden de aanvragen voor die projecten per universiteit tot vijf beperkt. Door de steekproef artificieel klein te houden, wordt een onderfinanciering in de wetenschap als dusdanig verhuld, meent Tytgat."

Tijdens de eerste corona-oproep van het FWO was er een beperkt aantal slots per hoofdonthaalinstelling omdat met deze laatste afgesproken was dat zij een preselectie zouden doorvoeren en daardoor het buitengewoon versnelde aanvraagproces, gelet op de hoge urgentie, mogelijk te maken. De evaluatie werd uitgevoerd in enkele weken tijd.

Bij de tweede coronaoproep golden geen slots, maar wel de bepaling dat per aanvraag minstens twee hoofdonthaalinstellingen moesten samenwerken om de synergie van kennis en competenties maximaal aan te moedigen. Daarnaast bestond ook hier een aandachtspunt erin om de buitengewoon snelle doorlooptijd, die al een tweede maal op korte tijd zeer veel vergde van de wetenschappelijke evaluatoren, te faciliteren.

Het is bovendien niet de eerste keer dat het FWO geconfronteerd wordt met vragen naar transparantie. Nieuwssite Apache vlooide twee jaar geleden uit dat bepaalde expertenpanels van het FWO vooral projecten van eigen leden goedkeurden. In 2017 reserveerde expertengroep Filosofie en Ethiek zo 60,5% van haar eigen budgetten voor onderzoek van zetelende experten. In 2016 gingen panelleden van de groep Wetenschappen van de Aarde en de Ruimte zowaar met 69,3% van haar eigen budget lopen."

Ook voor projectenpanels is het niet meer mogelijk te zetelen als panellid indien je (co)promotor van een aanvraag bent. Ook hier gelden verder strikte Conflict of interest-regels voor alle leden, die in meerderheid een niet-Vlaamse affiliatie hebben.

'Ik ga één voorbeeld geven: alle onderzoekers mogen thans niet meer stemmen over dossiers waarmee ze een band hebben of in betrokken zijn, maar het is een publiek geheim dat je nog gewoon kan afspreken "in de gang" om elkaars projecten te steunen.'

‘Elkaars projecten steunen’ is niet mogelijk wegens het verbod om te zetelen als aanvrager. De meerderheid van een panel bestaat uit leden met niet-Vlaamse affiliatie.

Ten slotte wenst het FWO er op te wijzen dat er regelmatig een Onderzoekersbevraging plaatsvindt bij alle aanvragers (toekenningen en afwijzingen) die bij het FWO een aanvraag tot financiering hebben ingediend. Het FWO biedt onderzoekers op die manier de mogelijkheid om eventuele bedenkingen of opmerkingen rechtstreeks aan het FWO te melden. Het FWO stuurt op die manier zijn programma’s voortdurend bij om ze te kunnen meten met de internationale standaarden. Bij de laatste onderzoekersbevraging behaalde het FWO op die manier een algemene tevredenheidsscore van 7,1 op 10.


Wederwoord Veto

Veto wenst te verduidelijken dat het FWO tot zesmaal toe werd gecontacteerd over een tijdspanne van twee weken. Het artikel in originele publicatie bevatte daadwerkelijk één cijferfout, bij overige cijfers werd bijkomende nuance aangeboden om hun correctheid te verduidelijken. Wij betreuren het ten zeerste dat een overheidsdienst resulteert in het bekritiseren van het werk van student-vrijwilligers op zulke wijze, in plaats van legitieme kritiek van academici en doctorandi ter harte te nemen.

Powered by Labrador CMS