artikel> Vroeger centrale examens in het hoger onderwijs

Wanneer de overheid je examen afneemt

In de negentiende eeuw vormden centrale examens de realiteit aan de Belgische universiteiten. Het was echter niet altijd rozengeur en maneschijn, toont hun afschaffing.

Gepubliceerd

Tussen 1835 en 1876 kenden de vier destijds bestaande universiteiten (de huidige UGent, ULB, KU Leuven en Université de Liège, red.) centrale examens, georganiseerd door de Belgische overheid. Niet de universiteit, maar de overheid bepaalde of je je diploma verkreeg.

Dat bleek echter een heet hangijzer. 'Centrale examens zijn sinds de start van hun bestaan het voorwerp geweest van discussie', vertelt Dylan Couck, assistent in grondwettelijk recht aan de UGent en gespecialiseerd in hoger onderwijsrecht.

Voorwerp van discussie

'Universiteiten hadden niet het recht om diploma's uit te reiken voor opleidingen die in de regel leidden tot gecertificeerde beroepen', duidt Couck. Gecertificeerde beroepen zijn beroepen waarvan de uitoefening afhankelijk is van een specifiek diploma zoals arts, tandarts of advocaat.

Tussen 1835 en 1876 heeft de wetgever de wettelijke regeling van de centrale examens ongeveer veertig keer moeten aanpassen. 'Die onzekerheid was niet houdbaar', aldus Couck.

Studenten schenen niet te studeren om kennis te verwerven

Waar de toetsen in 1835 nog relatief sober werden ingevuld, breidden ze uit naar meer opleidingen en stelden ze toenemende kennis- en vaardighedenvereisten aan wie wilde deelnemen.

De overheid moest dat alles bovendien organiseren op een korte tijdsspanne van een aantal weken, in het begin enkel in Brussel. 'Ouders stonden er niet altijd om te springen om hun op dat moment volwassen kinderen zo ver te laten gaan om een toets af te leggen', legt Couck uit. Het ouderlijk toezicht verviel namelijk, tot vreugde van sommige studenten.

Leren in functie van het examen

Studenten schenen niet te studeren om kennis te verwerven, maar enkel in functie van slagen op het examen. 'Studenten namen bijvoorbeeld enkel vakken op die vereist waren voor het examen, maar de aanwezigheid was in het begin niet verplicht', illustreert Couck.

Ondanks de nadelen verbonden aan centrale examens, kwamen ze niet uit de lucht gevallen

De overheid voerde bijgevolg een aanpassing door: om te kunnen deelnemen aan de centrale examens, moest je als student kunnen aantonen dat je voor een aantal vakken present tekende in de lessen. 'Dat betekende echter niet dat die student daarbuiten meer deed dan aanwezig zijn', nuanceert Couck.

In het begin stelde de overheid de examenjury's op met weinig oog voor een wisselende samenstelling, waardoor studenten hun leerstof studeerden naargelang wie in de jury zat. Als studenten bijvoorbeeld wisten dat een van de juryleden een voorkeur had voor een bepaalde theorie legden ze zich vooral daarop toe.

Grondwetsartikel 24

Ondanks de nadelen verbonden aan centrale examens, kwamen ze niet uit de lucht gevallen. 'Toen België in 1830 onafhankelijk werd, is gekeken naar de organisatie van het onderwijs', verduidelijkt Couck.

Entree Grondwetsartikel 17 – nu 24 – van de Grondwet: de vrijheid van onderwijs. De overheid moet zich in principe terughoudend opstellen ten aanzien van het onderwijs en de instellingen geven het onderwijs vorm volgens hun eigen overtuiging.

​'De wetgever achtte zich door de onderwijsvrijheid niet bevoegd om toezicht te houden op de vrije universiteiten'

Dylan Couck, assistent grondwettelijk recht UGent

'De wetgever achtte zich door de onderwijsvrijheid niet bevoegd om toezicht te houden op de vrije universiteiten (de huidige KU Leuven en VUB, red.)', verduidelijkt Couck. 'Maar de overheid wilde wel weten of de studenten met een diploma van die universiteiten de kennis en vaardigheden op zak hadden om met dat diploma aan de slag te gaan.' Dat probleem loste ze op met de reglementering over de toegang tot gecertificeerde beroepen.

Universiteiten krijgen hun zin

Daar komt een einde aan met de wet-Delcour in 1876, die universiteiten de toestemming verleent om zelf te examineren en hun studenten te diplomeren.

Waar de universiteiten voorheen al alles konden beslissen over opleidingen die leidden tot een niet-gecertificeerd beroep, konden zij dat vanaf dan ook voor opleidingen die de poort openen tot gecertificeerde beroepen.

'Volgens de overheid hadden de universiteiten bewezen dat ze haar vertrouwen verdienden'

Dylan Couck, assistent grondwettelijk recht UGent

De universiteiten kregen daardoor ook meer autonomie met betrekking tot hun onderwijsprogramma's: op welke materie meer en minder de nadruk ligt, welke vakken aan bod komen en in welke volgorde. 'Volgens de overheid hadden de universiteiten bewezen dat ze haar vertrouwen verdienden', concludeert Couck.

Behoud formele overheidscontrole

Naast autonomie zette de wet aan tot een grotere focus op de wetenschappelijke taak van de universiteiten: universiteiten moeten niet enkel onderricht geven, maar ook werken aan wetenschappelijk onderzoek en die inzichten verwerken in hun lessen.

'Het kader dat uiteen is gezet in die periode is interessant om over te reflecteren in het huidige debat'

Dylan Couck, assistent grondwettelijk recht UGent

De overheid behoudt weliswaar haar toezichtsmogelijkheid op het onderwijs: vooraleer een student met zijn diploma aan de slag kon gaan, moest de overheid eerst het diploma bekrachtigen, wat inhield dat de overheid naging of het diploma voldeed aan de wettelijke vereisten.

Lessen uit het verleden

'Het kader dat uiteen is gezet in die periode is interessant om over te reflecteren in het huidige debat', stelt Couck. Vlaams Onderwijsminister Ben Weyts wil in 2023 centrale toetsen invoeren in het vierde en het zesde leerjaar en in het tweede en zesde jaar secundair onderwijs in Vlaanderen. De ontwikkeling van de toetsen gebeurt door een onafhankelijk universitair steunpunt, waarvan de KU Leuven deel uitmaakt.

Zeker de vrije instellingen waren toen voorstander van die examens

Couck vervolgt: 'Een van de huidige discussiepunten, gelet op de vrijheid van onderwijs, is of de overheid dergelijke toetsen kan inrichten en vooral wat met die toetsen en de resultaten daarvan zal gebeuren.' Zo kunnen centrale toetsen niet enkel monitoring van de onderwijskwaliteit voor ogen hebben, maar bijvoorbeeld ook optreden in de studievoortgang.

Onderwijsvrijheid

'Het argument van de vrijheid van onderwijs wordt vandaag anders gebruikt dan in de negentiende eeuw', legt Couck uit. Destijds werden de centrale toetsen als noodzakelijk beschouwd om die onderwijsvrijheid te beschermen. Zeker de vrije instellingen waren toen voorstander van die examens.

Vandaag worden de centrale toetsen gezien als een instrument om de kwaliteit op te krikken en zien onderwijsactoren ze als een bedreiging voor hun vrijheid. 'Die shift qua standpunt is goed te begrijpen als je de Belgische onderwijsgeschiedenis erbij neemt, maar het contrast is opmerkelijk', concludeert Couck.

Powered by Labrador CMS