artikel> Gordiaanse taalknoop vooralsnog niet ontward

Vlaamse onderwijsadviesraad wil af van spookopleidingen

De Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) heeft een advies klaar voor de Vlaamse regering rond het taalbeleid. Ze pleit voor versoepeling en wil de strenge regels liever zien verdwijnen.

Gepubliceerd

Vorig semester berichtte Veto dat de Vlaamse universiteiten Vlaamse taalwetten omzeilen om toch maar aan de strenge regels tegemoet te komen. Ook slaakte de KU Leuven een alarmkreet rond de strenge taalregel voor buitenlandse professoren, die na drie jaar zeer goed Nederlands moeten beheersen.

De Vlor, een invloedrijke, onafhankelijke instantie die adviezen geeft aan de Vlaamse minister van Onderwijs, boog zich over de taalwirwar en bracht recent een advies uit.

Van drie naar vijf

De taalregeling voor buitenlandse professoren noemt de Vlor ‘een belemmering in het aantrekken van buitenlandse toponderzoekers’. In de huidige regeling moeten buitenlandse professoren na drie jaar een B2-niveau Nederlands halen.

Ondertussen lijkt de Vlaamse regering gezwicht onder de druk. De Morgen meldde dat de termijn verlengd wordt van drie naar vijf jaar. Wel moeten ze binnen de twee jaar een A2-niveau halen. ‘Vlaanderen toont hiermee een meer verwelkomende houding richting buitenlandse onderzoekers’, reageerde rector Rik Torfs.

Ook Didier Pollefeyt, vicerector Onderwijsbeleid aan de KU Leuven, is opgelucht. ‘We zijn hier zeer blij mee. Op een realistische manier maakt het een traject voor docenten mogelijk dat reëel de kans biedt om Nederlands te leren. Dit zet de internationalisering van onze universiteiten minder in de weg.’

Weg met quota

Daarmee zijn nog niet alle taalproblemen van de baan. De huidige regelgeving rond het inrichten van anderstalige bachelors en masters is streng en complex: 6% van de bacheloropleidingen en 35% van de masteropleidingen mag anderstalig zijn. Voor elke Engelstalige opleiding moet overigens een volledig Nederlandstalig equivalent zijn. Dat is nog niet alles: een bacheloropleiding is al ‘anderstalig’ als meer dan 18,33% van het aantal studiepunten anderstalig is, voor de master is dat meer dan 50%.

Kwantitatieve quota waar de Vlaamse overheid beter af stapt of op z’n minst soepeler in wordt, vindt de Vlor. ‘Het opleggen van rigoureuze kwantitatieve quota, die veel planlast met zich meebrengen, is een overbodige maatregel. De kwantitatieve logica en formele quota zijn niet gebaseerd op inhoudelijke argumenten en staan haaks op de principes van internationalisering’, leest de nota.

'Het advies van de Vlor mikt zeer hoog en probeert het onderste uit de kan te halen’, vindt vicerector Pollefeyt. ‘In de huidige politieke context zijn dit alleen niet erg realistische voorstellen.’

Volgens Pollefeyt is de huidige taaldiscussie terug te brengen op drie kerndiscussies. De eerste is de vereiste dat maximaal 6% van de bacheloropleidingen en 35% van de masteropleidingen anderstalig mag zijn. ‘Zeker wat de masters betreft is er wel nog wat speelruimte’, vindt Pollefeyt. ‘Voor de bachelor zou je kunnen zeggen dat de marge wél op is.’

Taalvaardigheid meten

Een andere discussie behandelt de regel die stelt dat een bacheloropleiding ‘anderstalig’ is als meer dan 18,33% van het aantal studiepunten anderstalig is. In de master is dat meer dan 50% Een tweede regel legt een beperking op het aantal anderstalige opleidingen. De Vlor wil van deze regel af, maar stelt daar wel iets anders tegenover.

‘Als je een opleiding in het Engels aanbiedt, moet je ervoor zorgen dat de juiste competenties worden bereikt', licht Ann De Schepper toe. Zij is vicerector Onderwijs aan de Universiteit Antwerpen en voorzitter van de Raad Hoger Onderwijs binnen de Vlor. ‘Je moet vermijden dat je een diploma van een Engelstalige opleiding uitgeeft en de studenten niet helpt om die leerresultaten te bereiken.’

Er moet dus worden toegezien dat het juiste niveau van Engelse academische taalvaardigheid wordt bereikt, vindt de Vlor. ‘Als wij willen dat studenten bepaalde competenties bereiken, dan moet er voorzien worden hoe je die competenties wil bereiken’, aldus De Schepper.

Didier Pollefeyt kan zich niet vinden in het voorstel van de Vlor. ‘De Vlor zou wel die quota afschaffen, maar in de plaats daarvan zouden we allemaal aparte leerresultaten moeten inschrijven die te maken hebben met taalvaardigheid.’

Dat betekent volgens de vicerector concreet dat studenten formeel als deel van de leerresultaten aan bepaalde taaleisen moeten voldoen aan het einde van bijvoorbeeld een anderstalige masteropleiding, en je die eisen dus ook apart moet evalueren in de examens.

Geen goed idee, vindt Pollefeyt. ‘Wij vinden dat de leerresultaten van 344 opleidingen aanpassen, inclusief alle evaluaties, een enorme administratieve overlast. Ten tweede kom je eigenlijk tussen in de autonomie van de instellingen en opleidingen. Wij denken dat zo’n prijs betalen voor het afschaffen van die quota, te hoog is. Het is nog maar de vraag of dat voor de overheid een aanvaardbaar voorstel zou zijn.’

Nederlandstalig equivalent

De Schepper wil graag relativeren: ‘Ik zie niet in waarom het veel strenger zou worden of veel meer administratieve last zou zijn, omdat dat op dit moment vaak ook al gebeurt, bijvoorbeeld bij bachelor- en masterproeven. Als je competentiegericht werkt, moeten die competenties aan bod komen en moeten ze ook worden geëvalueerd.’

Het laatste deel van de Gordiaanse talenknoop is dat er voor elke Engelstalige master of bachelor een volledig Nederlandstalig equivalent moet bestaan binnen Vlaanderen. De Vlor ziet dit liever verdwijnen en geeft de verantwoordelijkheid aan de instellingen. De KU Leuven stelt meer realiteitszin voor om dit te verbreden naar een Nederlandstalig equivalent ‘in Vlaanderen of Nederland’.

Of de Vlaamse overheid het advies van de Vlor opvolgt, is weinig waarschijnlijk. De huidige impasse in het taalbeleid is opvallend en zal nog wel een tijdje duren: de Vlor en universiteiten vragen flexibilisering, de Vlaamse Overheid blijft onder impuls van de N-VA de strijd tegen meer verengelsing voeren.

Powered by Labrador CMS