editoriaal> De harde onderwijsmaatregelen in het Vlaamse regeerakkoord
Eenoog koning
Besparingen van 228,4 miljoen, het opdrijven van de CSE-regel en een harde knip tussen bachelor en master; de Vlaamse regering is niet bang de hand te leggen op de koers van de universiteiten.
Maar wie het roer in handen neemt, luistert beter goed naar de matroos in het kraaiennest. Nu lijkt buikgevoel prioritair. De harde maatregelen zijn een signaal: we moeten weer harder durven zijn voor studenten, meer ambitie stellen. We moeten hen in zekere zin angst aanjagen, opdat ze beter hun best doen.
Boeman is de studieduurverlenging, die blijft toenemen. Alle pijlen worden gericht op de ‘doorgedreven flexibilisering’: als je de bal in handen legt van ‘de’ student - die zijn imago van overmatig alcoholgebruik en uitstelgedrag niet zomaar kwijt raakt met jupiler 0,0 campagnes - is het resultaat onvermijdelijk chaos. Her en der duiken zelfverklaarde waarzeggers op: ‘wij hadden dit voorspeld.’ Want wie vakken kan doorschuiven, zou uiteindelijk zijn diploma tot toekomstmuziek verklaren.
Dat een beperkte terugkeer naar deliberatie een einde kan maken aan het niet inzetten van toleranties en op die manier positieve effecten heeft op de studieduur, is een waarschijnlijke zaak. Dat flexibilisering in het algemeen als het zwarte schaap wordt aangeduid, gekozen uit decennia veranderingen in onderwijs - veranderingen die het onderwijsbeleid vaak overstijgen en zich in de bredere samenleving afspelen - is een brug te ver.
De maatregelen die de Vlaamse regering neemt, lijken gebaseerd op casuïstiek en de rechtse gedachte dat meer druk leggen wel zal helpen. Dat is de logica van de harde knip: als we studenten zeggen dat ze binnen drie jaar niet aan mastervakken mogen beginnen als ze niet hun bachelorproef hebben, zal dat hen incentiveren. Blind voor stressworkshops en een alarmerende toename van mentale gezondheidsproblemen. Blind voor onderzoek aan de universiteiten die de Vlaamse maatregelen wel op dat onderzoek toepassen.
Dylan Couck, voorzitter van de Vlaamse Vereniging van Studenten, wijst er terecht op hoe weinig wetenschappelijk onderbouwd de voorstellen van het regeerakkoord over het hoger onderwijs zijn. De 50% CSE-maatregel is niet nieuw. De KU Leuven heeft zelf al gekeken naar een verhoging, maar is daar expliciet van afgestapt omdat de groep tussen 30 en 50% CSE zich in het eerste jaar aanzienlijk verbetert. Bovendien - en dat heeft de universiteit zelf meermaals toegegeven - werkt die 30% CSE-maatregel niet eens: de slaagcijfers in het eerste jaar zijn gewoon stabiel gebleven. Heeft Vlaanderen die cijfers überhaupt bekeken?
Er werd beslist dat een student nu een minimum van vijftig studiepunten moet opnemen in het eerste jaar, met uitzonderingen voor werkstudenten of studenten met een functiebeperking. Die maatregel is gebaseerd op een kleine groep studenten uit voornamelijk de humane wetenschappen die het zichzelf minder zwaar maakt door minder vakken op te nemen. De groep van studenten met weinig studiepunten is heel divers, met ieder zijn eigen redenen. Zelfs in een regeerakkoord dat nog concrete uitwerking vereist, is het gebrek aan nuance en differentiëring op zo’n vlak onbegrijpelijk.
Ben Weyts deed er zelf negen jaar over om een diploma te halen. In de Morgen liet hij optekenen dat een systeem van uitsluiting voor ‘wie er met zijn klak naar gooit’ voor hem wel zou hebben gewerkt. Het is een erkenning van het probleem, maar het zoeken naar een oplossing gebeurt beter met beide ogen open.