ANALYSE BASISFINANCIERING

Zakgeld voor elke prof? KU Leuven volgt UGent nog niet

'Met een slaagkans van tien procent is al de tijd die we in aanvragen steken zinloos.'

De kritiek vanuit academisch personeel op het competitieve financieringsmodel van de KU Leuven blijft luid klinken. Basisfinanciering als mogelijke oplossing is al jaren voer voor debat, maar schot in de zaak is er nog niet. 'Het is soms een ons-kent-ons-wereld.'

Gepubliceerd

Competitiviteit zit in het DNA van de academische wereld. Aan financiering raken voor onderzoek is niet makkelijk als professor, en bovendien tijdrovend. Doordat een laag percentage van ingediende projecten effectief groen licht krijgt, verliezen veel onderzoekers al de moed nog voor hun aanvraag is ingediend. 

Onder het academisch personeel klinkt de vraag naar basisfinanciering daarom al langer. Basisfinanciering is het principe waarbij iedere professor aan de KU Leuven een vast potje geld krijgt om onderzoek mee uit te voeren, in de plaats van het voortdurend te moeten aanvragen met projectvoorstellen.

Terwijl de UGent vorig academiejaar al uitpakte met de invoering ervan, blijft de KU Leuven bij haar huidige systeem. 'We verspillen jaarlijks enorm veel tijd en middelen', klinkt het bij criticasters.

Waar haalt de prof zijn geld?

In de zoektocht naar budget om onderzoek te kunnen voeren, kan een professor op verschillende niveaus een aanvraag indienen. Het eerste adres waar de onderzoeker bij kan aankloppen is de KU Leuven zelf, die een Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF) ter beschikking stelt voor onderzoek. 

Daarnaast is er het onderzoeksfonds van de Vlaamse Regering, het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO). Tot slot kan je als onderzoeker ook proberen Europese projectfinanciering te verkrijgen.

'Jaarlijks verspillen we enorm veel tijd aan niet-behaalde aanvragen, terwijl de verdeling van de onderzoeksmiddelen efficiënter kan'

Andreas de Block, wetenschapsfilosoof

De BOF-middelen binnen de universiteit worden verdeeld onder het toezicht van de Onderzoeksraad. Als je een projectaanvraag indient, beoordelen andere professoren – soms ook externe onderzoekers – je aanvraag. Dat is het befaamde systeem van peer review: meerdere collega's evalueren een bepaalde aanvraag en beoordelen vervolgens of het project financiering verdient. 

'Maar dat systeem heeft veel problemen', vindt wetenschapsfilosoof Andreas De Block. De Block is medeauteur van het zogenaamde DOOM-rapport. Dat is het verslag van de werkgroep voor een Optimale Verdeling van Interne Onderzoeksmiddelen aan de KU Leuven. Die deed twee jaar geleden een uitgebreide evaluatie van de manier waarop onderzoek wordt gefinancierd aan de universiteit.

De ons-kent-ons-wereld

Volgens De Block ligt een groot probleem van het huidige systeem bij het principe van peer review: 'Je krijgt de slechte onderzoeksvoorstellen er op die manier misschien wel uit, maar voor de overgrote meerderheid van de projecten heeft peer review eigenlijk onvoldoende voorspellende waarde.' 

Een mislukte aanvraag zorgt volgens hem ook nog eens voor veel tijdverlies: 'Jaarlijks verspillen we enorm veel tijd aan niet-behaalde aanvragen, terwijl de verdeling van de onderzoeksmiddelen efficiënter kan.' 

'Met een slaagkans van tien procent is al de tijd die we in aanvragen steken zinloos'

Jan Tytgat, toxicoloog

Professoren zijn niet expliciet verplicht om aan peer review te doen, maar de verwachting is er wel informeel. De combinatie van de hoeveelheid projecten die een onderzoeker in zijn mailbox krijgt en het tijdsgebrek om die allemaal door te nemen zorgt ervoor dat de kwaliteit ervan niet altijd optimaal is. 

Slordige reviews zorgen er ook voor dat de onderzoeker van het project weinig baat heeft bij peer review. Professor Dierenfysiologie en Neurobiologie Bart Landuyt, die als personeelsvertegenwoordiger zetelt in de Academische Raad, suggereert dat een kleine compensatie voor het schrijven van peer reviews een positieve impact zal hebben op de kwaliteit van het systeem. 

Daarnaast spreekt het DOOM-rapport over mogelijkheden tot belangenconflicten binnen de onderzoeksraad. Collega's beoordelen namelijk elkaars aanvragen. Zij die de expertise hebben om een bepaalde aanvraag te beoordelen, staan vaak te dicht bij elkaar. Een aantal professoren getuigt dan ook over een ons-kent-ons-wereld in sommige gevallen, zo blijkt uit een kleine rondvraag van Veto

Ook al wordt de onderzoeker anoniem gemaakt, dan nog hebben de reviewers – zeker aan kleinere faculteiten – vaak toch een vermoeden wiens aanvraag ze beoordelen. Het feit dat je dan allemaal in dezelfde (geld)vijver zit te vissen, komt de objectiviteit niet ten goede, vindt een professor aan de groep Wetenschap en Technologie die niet bij naam genoemd wenst te worden.

Toxicoloog Jan Tytgat – die in 2019 kandidaat-rector was – vindt ook dat het huidige systeem te wensen overlaat. 'Met een slaagkans van tien procent is al de tijd die we in aanvragen steken zinloos', vindt hij. 'Terwijl de universiteit al op voorhand weet dat ze onvoldoende middelen heeft voor bepaalde projecten.' Het leidt volgens hem af van de kernopdracht van wetenschap.

Basisfinanciering to the rescue

Maar hoe kan basisfinanciering dat oplossen? 'Met een systeem van basisfinanciering leg je een bepaald bedrag opzij, dat dan wordt verdeeld onder onderzoekers', vertelt De Block. Zo komt een onderzoeker niet op droog zand te zitten als het financieel moeilijker loopt. Het kan ook samenwerking tussen onderzoekers stimuleren volgens De Block.

'Projectaanvragen kunnen schrijven is een vaardigheid die uiteindelijk weinig te maken heeft met waarheidsvinding en wetenschappelijk onderzoek'

Andreas De Block, wetenschapsfilosoof

'Er zijn niet voldoende middelen voor een verregaand systeem van basisfinanciering als we nog onderzoeksmiddelen voor beleidsinitiatieven willen behouden', pareert vicerector Onderzoek Jan D'Hooge. De kosten zouden ver boven de mogelijkheden van de KU Leuven liggen. 

Hij vindt ook dat het risico's inhoudt voor isolationisme: 'Het tegenovergestelde kan gebeuren: dat onderzoekers het ontvangen geld opsparen en autonoom onderzoek gaan voeren.' 

'Daarbij ga ik niet akkoord met het argument van tijdsverspilling', vervolgt D'Hooge. 'Door projectaanvragen word je gedwongen om goed na te denken over je onderzoek, en de ontvangen feedback is zeer waardevol.' 

De Block trekt dat in twijfel: 'Wie het genre van de projectaanvraag goed in de vingers heeft, heeft succes in dit systeem, maar dat zijn vaardigheden die uiteindelijk weinig te maken hebben met waarheidsvinding en wetenschappelijk onderzoek.'

Een andere optie volgens De Block is om een deel van de onderzoeksmiddelen te verloten. Dat is een suggestie die de KU Leuven alvast heeft meegenomen, vertelt vicerector D'Hooge: 'We zetten in op de randomisering van kwalitatieve projecten die niet tot de absolute top behoren en waarbij het kwaliteitsverschil klein is.' Van de hoop projecten waarbij het moeilijk is om te oordelen welke financiering verdient, worden de uitgedeelde middelen verloot.

Wat de KU Leuven al doet

Volgens vicerector D'Hooge is een competitief financieringsmodel nog steeds te verkiezen. Het spoort volgens hem excellentie aan. 'Toch willen we vermijden dat collega's zonder middelen komen te vallen.' Daartoe heeft de universiteit al verschillende initiatieven. 

Zo is er een soort startfonds voor beginnende professoren en krijgt iedere professor ook de garantie voor een sabbatjaar om de zeven jaar. Ook hanteert de KU Leuven een cumulregel: een onderzoeker mag maar één eigen onderzoeksproject tegelijk lopende hebben. 

D'Hooge vindt dan ook dat de universiteit reeds aanzienlijk inzet op niet-competitieve financiering. 'Tien procent van de BOF-middelen wordt al op niet-competitieve wijze verdeeld in het huidige systeem.'

D'Hooge laat daarbij weten dat de universiteit extra stappen blijft zetten op het vlak van toegankelijke onderzoeksfinanciering. Zo hangt momenteel het idee voor een 'opvangsfonds' in de lucht. 'Wanneer je helemaal zonder middelen zou zitten, dan kan je op die manier een soort herstartimpuls ontvangen', vertelt D'hooge. Het project staat echter nog in haar kinderschoenen, de uitrol ervan is nog niet voor morgen.

In januari zal de KU Leuven een externe commissie ontvangen die haar financieringsmodel onder de loep neemt. Die komt op haar eigen uitnodiging: 'Het is een soort instellingsreview die we aan het opzetten zijn', vertelt D'Hooghe. 

Een internationale groep experts zal zich buigen over kwesties zoals basisfinanciering, en de verhouding ervan met competitieve aspecten van het financieringsmodel van de universiteit. 

Dan maar naar Europa?

Binnen het huidige systeem wordt de afdeling onderzoekscoördinatie vandaag administratief overbelast met de verwerking van projectaanvragen. Volgens velen een verspilling van zowel tijd als middelen. Want die onderzoekscoördinatie zou bijvoorbeeld ook onderzoekers kunnen helpen om externe financiering te verkrijgen en blijkt daar volgens onderzoeker Bart Landuyt ook goed in te zijn.

Professor Landuyt ziet heil in een grotere nadruk op Europese projectfinanciering. 'Het huidige systeem aan de KU Leuven is goed uitgerust om Europese onderzoeksmiddelen te helpen verkrijgen', vertelt hij. Wat hem betreft zouden er meer middelen en tijd mogen gaan naar die pogingen dan in het aanvraagsysteem van de BOF-middelen. 

Powered by Labrador CMS